Tweeluik: Wat is de rol van de politie in de Nederlandse samenleving?
De Nederlandse samenleving verandert voortdurend en de Nationale politie beweegt daarin mee. Maar welke rol, positie en inrichting werkt het beste - en voor wie?
Al sinds de oprichting van ons bureau in 1982 helpt AEF de Nationale Politie om antwoorden te formuleren op dit soort vragen. In het eerste deel van dit tweeluik laat oud-politieman, veiligheidsexpert en AEF'er Ido Smits zien hoe sterk de rol en identiteit van de politie verweven is met veranderende ontwikkelingen en opvattingen in de Nederlandse maatschappij. 'Vroeger zocht je simpelweg iemand met een groot postuur en een daadkrachtige houding. Tegenwoordig is denkkracht en communicatief vermogen net zo belangrijk. Dat stelt extra eisen aan de politieorganisatie.'
De politie als beste vriend
We schrijven de jaren '70. Joop den Uyl is aan de macht en Nederland is onder invloed van democratiseringsprocessen en emancipatiebewegingen een echte verzorgingsstaat geworden. De nachtwakersstaat, waarin de politie enkel en vooral de belangen van de gegoede burgerij bewaakte, bestaat niet meer. Een veranderd Nederland dwingt de Nederlandse politie kleur te bekennen: wat is háár rol in deze nieuwe samenleving?
‘Er is in die periode een kanteling geweest in het denken over de politie’, vertelt AEF’er Ido Smits, veiligheidsexpert en oud-politieman. ‘De rol van de politie ten opzichte van de burger is veel meer die van ‘beste vriend’ geworden in plaats van de beheersende, autoritaire kracht die ze daarvoor lang is geweest. De politie moest in de eerste plaats 'nabij' voelen voor burgers en niet meer tegenover maar naast hen gaan staan.’
AEF-oprichters Hans Andersson en John Elffers waren nauw betrokken bij deze eerste grote koerswijziging van de Nederlandse politie, in de jaren '80 van de vorige eeuw. Beide adviseurs voelden zich sterk verbonden met zowel de politieorganisatie als het bredere veiligheidsdomein, vertelt Ido. ‘Dit is echt waar een belangrijke oorsprong van AEF ligt. De expertise die we toen, daar, hebben opgebouwd, is heel belangrijk geweest voor de ontwikkeling van de politie maar ook voor die van ons bureau. Ook na het vertrek van Andersson en Elffers als partners bij AEF zijn we nauw betrokken gebleven. Zowel bij grote veranderopgaven als bij vraagstukken op stelsel- en bedrijfsvoeringsniveau.'
Politie in beweging
Vijfentwintig jaar later was de snelheid en complexiteit van de Nederlandse samenleving opnieuw sterk veranderd. De top van de politie boog zich over een nieuwe herijking van de organisatie: de 'Politie in Ontwikkeling'. De term 'nodale oriëntatie' werd uitgewerkt: het concept van een politie die acteert op knooppunten. ‘Daar waar het complex wordt omdat verschillende stromen en netwerken van criminaliteit, informatie, verkeer, kapitaal en mensen bij elkaar komen', legt Ido uit, die zelf nauw betrokken was bij deze tweede grote koerswijziging van de Nederlandse politie. De samenwerking werd opgezocht: met partners binnen de overheid en daarbuiten. Bovendien kwam de nadruk meer te liggen op het voorkómen en beheersen van criminaliteit en overlast, in plaats van het alleen het bestraffen daarvan.
Tegenwoordig spreken we over een derde grote herijking: ‘Politie in Beweging’. Burgers zijn mondiger geworden en eisen gelijkwaardigheid in het contact met de poilitie. Een nieuwe generatie medewerkers vraagt om ander leiderschap. Nieuwe veiligheidsdreigingen stellen het politiekorps voor lastige uitdagingen. Wat betekenen deze ontwikkelingen voor de politieorganisatie en de manier waarop die zich in de samenleving manifesteert?
Ido: 'De samenleving is ruwer geworden. Agenten krijgen te maken met scheldpartijen en geweld, en soms zelfs met ramptoeristen die filmen terwijl agenten gevaarlijk en levensreddend werk proberen te doen. Dat vraagt echt om een stevige rol voor politiemensen en om een daadkrachtige houding. Maar onze samenleving is ook een stuk horizontaler en gelijkwaardiger geworden. Een zekere gevoeligheid is belangrijker dan vroeger, er worden hogere eisen gesteld aan hoe de politie communiceert en zich verantwoordt. Dat is een lastige paradox, die nogal wat van agenten vraagt. Dit wordt ook wel eens tweebenigheid genoemd.’
De organisatie speelt daarop in door een ander type agenten binnen te halen. Ido: 'Vroeger zocht je simpelweg iemand met groot postuur en een daadkrachtige houding. Tegenwoordig is denkkracht en communicatief vermogen net zo belangrijk. Maar binnen de organisatie leidt dat veranderde wervingsprofiel ook tot spanningen.
De politie is van oudsher een sterk hiërarchische organisatie: vroeger voerde je een opdracht van je leidinggevende gewoon uit, daar was echt geen discussie over mogelijk. Maar de hoger opgeleide medewerkers van nu vragen om meer eigen verantwoordelijkheid, die willen mee kunnen praten. Dat botst soms met de behoefte van een andere groep, die zich lekker voelt bij een daadkrachtige baas die zegt waar het op staat.’
Wisdom of the crowd
Ook nieuw is de participatie van burgers in lastige politiezaken. In Zaandam speelde de Turkse gemeenschap een grote rol in het oplossen van een verkrachtingszaak. Onderzoekscollectief Bellingcat achterhaalde door online leads te volgen de daders van de MH17-ramp. Buurt - of burgerwachten ’patrouilleren op eigen initiatief in hun eigen buurt of wijk. Ido: ‘Vroeger was burgerparticipatie niet aan de orde. Later is de politie burgers om medewerking gaan vragen, bijvoorbeeld via Opsporing Verzocht.
De ‘Wisdom of the crowd’ werd ingezet, maar de politie bleef in charge. Ido: ‘Nu zie je dat burgers met een usb-stick op de stoep staan met de mededeling: ‘ik heb deze zaak opgelost en hier is het bewijs’.’ Met deze beweging van burgerparticipatie naar ‘politieparticipatie’ is opnieuw een heel nieuwe dimensie ontstaan. ‘Wij helpen de politieorganisatie op verschillende onderdelen en verschillende beleidsgebieden om zich daartoe te verhouden.’
Bijvoorbeeld in de ontwikkeling van de visie Opsporen op Koers, over de aanpak van criminaliteit in de toekomst. Ido: ‘Daarin zoeken we naar de juiste manieren om veiligheidsissues zo slim mogelijk te voorkomen, beperken en bestrijden. Het bijdragen aan dit soort vernieuwende programma’s past bij onze lange samenwerking met de politie. We worden vaak gevraagd hier een leidende rol in te spelen.’
Sfeer van vertrouwen
Niet in de laatste plaats is in deze fase van transitie ook de politieorganisatie zelf onderwerp van gesprek. Sluit de organisatiestructuur en -cultuur nog aan bij deze tijd? Past de stijl van leidinggeven nog in de inclusieve en gelijkwaardige samenleving van nu? Ido: ‘In essentie gaan dat soort vragen over hoe je als politie omgaat met je eigen mensen. Hoe kijk je naar je medewerkers, is er een sfeer van vertrouwen, voelen mensen zich gehoord, durven ze aan de bel te trekken en om hulp te vragen? Van oudsher is kwetsbaarheid niet de best ontwikkelde kwaliteit binnen de politie, want als je kwetsbaar bent, ‘dan word je buiten opgevreten’, zo is de gedachte.’
‘Maar werken bij de politie kan heftig zijn. Als de hele wereld achteruit stapt omdat er iets heel ernstigs is gebeurd, dan moet jij naar voren stappen. Het is belangrijk om met elkaar te delen wat je hebt meegemaakt en wat dat met je doet. En dat je daarin gesteund wordt door de leiding.’
De afgelopen jaren komt er steeds meer erkenning voor het belastende werk van de politie. PTSS is inmiddels officieel erkend als beroepsziekte en de organisatie heeft, onder begeleiding van AEF, hard gewerkt aan het ontwikkelen van een nieuw zorgstelsel. Het Programma Speciale Aandacht en Zorg, ofte ‘SpAZ’, moet de zorg en begeleiding voor medewerkers die te maken krijgen met beroepsgerelateerd letsel verbeteren. Behalve Ido Smits was ook AEF-collega Carlijn van Helmond actief bij dit project betrokken. In deel twee van dit tweeluik vertelt Carlijn meer over dit nieuwe zorgstelsel en wat er nodig is om de interne politieorganisatie te versterken en politiemensen weerbaarder te maken.
Tekst: Sonja Alferink
Portretfoto's: Frank van der Most